Het is niet voldoende met woorden tot het goede aan te sporen, men moet ook handelen door het goede voorbeeld.
Niet steeds eenvoudig.
1 van mijn zwakke punten is mijn ongeduld. Het moet vooruit gaan.
Ik praat graag. Sommigen zeggen me: ‘Je hoort jezelf graag praten.’ In de spiegel van de ander herken je jezelf. Mooi toch. Op die manier word je een beter mens.
Ik doe echt mijn best om minder aan het woord te zijn maar de aard van het beestje klopt me soms in snelheid.
Sedert een viertal jaren ga ik trouw iedere maandagmorgen naar Brussel. Een vergadering met de top van de partij. Ik zit recht tegenover de voorzitter, Sammy. Naast me zitten nog een aantal senioren. Discussiëren, debatteren, luisteren naar tussenkomsten, de ene al gevatter dan de ander.
Koen Geens is een waar genot om te beluisteren. Zijn tussenkomsten zijn
heel rationeel opgebouwd. Soms met een licht vleugje ironie maar steeds helder. Koen was een heel goed minister van justitie. Zoals steeds, beseffen we dat maar wat later.
Zijn hervorming van de wet op mede-eigendom werd een belangrijke mijlpaal. Ooit maakte Koen, verkleed in een arbeiderspak, reclame voor zijn wet. Nooit kon ik op dat moment bevroeden dat Annie en ik er nog mee te maken zouden hebben.
In 2019 verkochten we onze woning in Lo waar we bijna 30 jaar hadden gewoond. We verhuisden naar een appartement in Diksmuide.
Met volle goesting en bij al onze zinnen werd het dus een appartement. Annie hield zo van bloemen en een tuin? Ik was toch een boerenzoon?
Zouden we daar ooit kunnen aarden? En vanwaar het idee om daar te gaan wonen in Diksmuide. Van het ene boerengat naar het andere? Wie haalt dat in zijn/haar hoofd?
Daarvoor moet ik terug naar een vergadering die ik ooit bijwoonde met als gastheer, de toenmalige Vlaamse Bouwmeester, Leo Van Broeck. Gene gewone. Hij sloopte het ene heilige huisje na het andere. En eerlijk, ik hou van beeldenbestormers. Mensen die buiten de lijntjes kleuren en weigeren om mee te dansen in het circus van de ‘gelijke’ samenleving. Trouwens, een Afrikaanse spreuk zegt immers: ‘Wie de kudde volgt, trapt in de stront van zijn voorganger.’
Even over nadenken. Ja juist. Een van mijn dada’s, durven buiten de lijntjes kleuren.
Durven zaken op zijn kop zetten. In perspectief. Dat geeft je ruimte om anders over de dingen na te denken. Ik geef ook ruimte aan nieuwe dingen. (zie volgende blog)
Jezus kleurde ook af en toe buiten de lijntjes. Tot woede soms van de schriftgeleerden.
Leo Van Broeck vond dat we van onze ruimtelijke ordening een ruimtelijke verfrommeling hadden gemaakt. Helemaal ongelijk heeft hij niet. De lintbebouwing speelt ons soms wel parten. Denk maar aan de moeilijkheden om fietspaden aan te leggen.
Hij vertelde ons ook dat we naar verdichting moeten streven. Er is geen ruimte meer om nog veel grond te verkavelen en om te zetten in bouwgrond. We wonen in (te) grote huizen eens de kinderen de deur uit zijn. En vooral jonge mensen worden ooit ook wel eens oud(er). Wat dan?
Ons oud huis en hieronder een foto uit 1989 waar ik met KSA-muts (Annie was in 1979 1 van de stichters van de KSA te Lo) de muren steen voor steen afbrak.
Dit en nog vele andere zaken deden me nadenken. ‘Wat met ons huis in Lo?’
Annie was fotograaf en werkte in het begin van ons huwelijk nog 5 jaar bij haar ouders te Lo. In 1988 kochten we het huis op de foto. Een oud huis met wat koterijen. Een goede ligging om een fotozaak te beginnen. Met winkel, studio en werkplek voor Annie. Samen met mijn papa braken we het oude huis steen voor steen af. 30000 stenen werden gekuist en netjes aan de kant gelegd. We bouwden er ons nieuw huis mee. Chris Matthys was onze meer dan gewaardeerde architect. Er groeide zelfs een vriendschap uit voort. Maar daarover in een andere blog wat meer.
In dat huis hebben we met heel veel liefde, vallen en opstaan zoals vele ouders meemaken, vier kinderen grootgebracht. (zie volgende blog). 1 voor 1 vlogen ze het huis uit om hun eigen nestje met hun partner te bouwen.
En plots sta je daar. Langzaam aan besef je, oei. Wat nu? Leo Van Broeck zal het wellicht niet beseffen, maar hij maakte op mij toen een heel grote indruk. Alleen, hoe maak je dit duidelijk aan je partner . Annie is geboren én getogen in Lo. Haar mama woonde er toen nog. Maar zoals zovele keren geeft de tijd raad.
Augustus 2017. We fietsten met een bevriend koppel doorheen onze streek. We aten een hapje in Het Witte Paard in Oost-Vleteren. Daar vertelde Marc ons dat zij niet zouden blijven wonen in Lo. Wellicht zouden ze naar de kust trekken. Het werd uiteindelijk ook een appartement in Veurne.
Thuisgekomen keek Annie me heel diep in de ogen en wat ik nooit had verwacht, kwam er uit. ‘Papa, wat zullen wij doen? Blijven we in dit (te) grote huis wonen?’
Mijn moment was gekomen. Behoedzaam verwees ik naar de uitspraken van de Vlaamse Bouwmeester. We zouden uitkijken naar de koop van een appartement.
Maar waar? Daar had ik ook al over nagedacht. Er moest minstens een spoorlijn/station liggen en liefst met een rechtstreekse lijn naar Gent waar Hanneke woonde met haar gezin. Wat emotie in je argumenten werkt altijd.
Toevallig (geloof jij in toevalligheden, beste lezer?) lag er op onze salontafel de streekkrant met op het eerste blad een reclame voor de Ijzerparel in Diksmuide.
Plots verliep alles in een stroomversnelling. Voor we het goed en wel beseften, zaten we bij de notaris om de koopakte te ondertekenen.
Een klein ‘bommetje’ viel in Lo en omgeving. Annie en Koen gaan verhuizen en wel nog naar een appartement in Diksmuide begod of is het begot?
Velen hadden begrip. Vooral toen ze wisten wat we hadden gekocht. Een appartement, zeven hoog aan de Ijzer en recht tegenover de Ijzertoren.
Een schot in de roos met dank aan de Vlaamse Bouwmeester en onze vrienden.
Koen Geens zal het ook nooit beseft hebben dat wij met zijn wet op de mede-eigenaars nog te maken zouden hebben.
Als ik mijn oor te luisteren leg bij professionelen, dan vertellen ze me unisono dat dit een zeer goede wet is. Net zoals de wet Breyne waarmee we te maken hebben gehad toen het appartement in opbouw was.
Ja, beste lezer, er worden ook goede wetten gemaakt die ons leven aangenamer maken. Alleen onthouden mensen enkel wat niet goed is. En minder goede wetten zijn er jammer genoeg ook.
We wonen hier ontzettend graag. Er is wel iedere week iets te doen. Onze fietsen komen dagelijks uit de garage.
Annie gaat regelmatig naar de film kijken in het Kruispunt. (voor slechts 2 EURO) Iedere maandag kunnen we naar de markt. Gezelligheid troef. Op onze leeftijd moet niets meer, alles kan. Aan winkels in Diksmuide is er geen gebrek. Misschien nog een goede schoenwinkel. Diksmuide is een kleine stad, lees een groot dorp. We hebben schitterende buren. Zowel rechts van ons als onder ons. Gewoon top. Gezelligheid, warmte. Daar draait het toch om. Betrokkenheid ook. We delen ondertussen al lief en leed met elkaar. Net zoals vroeger in Pollinkhove.
Papa en mama waren met pensioen en bezochten regelmatig de zieken van het dorp. Ik dacht dat niemand dit nog deed tot iemand uit ons appartement in de kliniek
belandde. Sommigen bezoeken haar. Bellen haar op. Anderen nodigen haar man uit om te eten want hij zit daar zo alleen. Fantastisch toch.
Op 15 augustus is er onze jaarlijkse BBQ, hier voor ons appartement. We hebben geluk dat we in een doodlopende straat wonen. Tafels en stoelen worden naar buiten gesleurd. Een heus feestcomité is opgericht en laat alles op wieltjes lopen. Er is geen eten noch drinken te kort. Niet alleen de barbecue geeft warmte, ook alle mensen rondom mij geven warmte. Het kan dus toch nog. En dat zonder enige steun van buitenaf. Daar hou ik van: mensen die de handen uit de mouwen steken om elkaar te ontmoeten en vooral om elkaar te respecteren in hun zijn.
Beste lezer, niemand kent wellicht de man die hierboven op de foto staat.
Het was mijn klastitularis in het 5de moderne van het St.-Stanislascollege te Poperinge.
Wegens een oom die priester-leraar was in het O.-L.-Vrouwecollege te Oostende volgde ik het 6de Latijnse aldaar. Mijn twee oudste broers, Geert en Jan gingen me voor. Flinke studenten trouwens. Met goede punten. We waren intern en sliepen op dezelfde kamer. Ik zie het nog voor me: die eerste nachten . Ik weende. Ik voelde me zo eenzaam in die grote school. ‘Flink zijn,’ had mama me gezegd. Maar hoe doe je dat flink zijn als je je eenzaam voelt en je niet zo goed voelt in je vel? Het overkwam me. Mijn punten waren niet goed. Een echte tegenvaller. Ontgoocheling bij mij en ook thuis. Nonkel priester werd pastoor te Ooigem en broer Jan en ik trokken naar het Sint-Stanislascollege te Poperinge. Broer Geert bleef te Oostende om zijn laatste jaren af te werken alvorens naar het seminarie te Brugge te trekken.
Nieuwe lucht, nieuwe ‘vriendjes’, nieuwe leerkrachten, een nieuwe richting: het werd het 5de moderne. Geen Latijn meer. Ik herinner me nog dat ik toch zo een last had met dat regelmatig studeren. Op tijd die woordjes leren. Niet laten liggen. Maar hup hup. Mijn studiemethode zat niet goed. Dat heb ik pas later als onderwijzer beseft. Leren leren, moet je aanleren. Sommigen hebben dat. Anderen niet.
Als ervaringsdeskundige heb ik later heel veel kinderen kunnen helpen die ook last hadden met die studiemethode. De agenda was en is nog steeds het beste werkinstrument bij uitstek.
“Koen zou nu wel meer punten halen, want het Moderne is toch iets gemakkelijker dan het Latijnse.” Niet dus. Ik behaalde 66% , iets meer dan in het 6de Latijnse. En weer zat die studiemethode me dwars. Hier heb je wat discipline voor nodig. Volharding om vol te houden en ook goede voorbeelden als leerkrachten.
Fernand Meese was zo iemand. Hij was mijn titularis in dat 5de Moderne. Hij gaf wiskunde. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren: hij gaf een proef op 5 punten. De tranen liepen me over de wangen. Dat was precies chinees wat op dat blad stond. Hij kwam naast me zitten en sloeg zijn arm om me heen. Nog nooit had iemand dit gedaan bij mij. Precies een deken van warmte over mij gespreid. Het deed me iets. Het maakte iets in mij wakker. Iemand die in mij geloofde en beloofde om mij te helpen in mijn zoektocht naar een goede studiemethode. ‘Jij kunt veel meer dan je denkt,’ hoor ik hem nog zeggen. Het gaf me moed en vooral vleugels. Ik kon toch vliegen. Waw. Weet dat veel pluimpjes, je doen vliegen.
Tot die fatale dag in februari 1972. Fernand Meese was toneelmeester van het collegetoneel. Hij was verantwoordelijk voor de belichting en wilde de lichten installeren. Twee tafels met een glad oppervlak en met een ladder op werden hem fataal. Alles schoof weg, Fernand viel op de grond en stierf enige tijd later aan een bloedklonter in de hersenen. O wat had ik verdriet. Ik weende stilletjes. Mama begreep me en legde ook haar hand op mijn hand.
Mijn mentor, mijn warme leraar die me begreep was er niet meer. Wat niet mocht gebeuren, was gebeurd. Hij werd begraven. Er was nog les op zaterdag. Een collega van hem, hield ons bezig tot aan de begrafenis. We zongen liedjes van Gilbert Becaud: L’ important c’est la rose. Haarscherp in mijn geheugen gegrift.
De vrouw van Fernand was zwanger.
Zes jaar later, september 1978, stapte ik de grote bruine poort binnen aan het Burgemeester Bertenplein te Poperinge. Ik was pas afgestudeerd als onderwijzer en mocht er les geven aan het eerste leerjaar. Flinke uitdaging. Ik kreeg een mentor die me iedere dag leerde hoe ik mijn agenda moest schrijven. Iemand die me met veel warmte begeleidde in mijn zoektocht om goed les te geven. Het lukte me.
En wie zat er daar op de eerste rij? Juist. Koen Meese, zoontje van mijn overleden voorbeeld/leerkracht Fernand Meese. Het jongetje had bij de geboorte in 1972 dezelfde voornaam van mij gekregen. Een mooier eerbetoon kon ik me niet indenken. Les mogen geven aan het zoontje van mijn voorbeeld uit de middelbare school.
Bij het neerschrijven van deze tekst, krijg ik nog de tranen in mijn ogen.
Warmte, geborgenheid en veiligheid geven aan kinderen. Dat was mijn grootste motivatie. Geleerd van de beste Fernand Meese uit Poperinge.
En bovenal aandacht voor hen die zwak zijn en dat hoeven niet altijd de zwakkeren te zijn; wie sterk is kan soms ook zwak zijn.
Ik was een strenge onderwijzer. Ik hield van discipline en afspraken. Want alleen binnen een juist uitgezet kader kun je veel bereiken. (Agenda) planning heet dat.
Kortom, woorden wekken, voorbeelden strekken.
Burgemeester Bertenplein. Het college. Met een pas aangeplante beukenboom die ondertussen ook al verdwenen is. De grote bruine poort staat niet op de foto. Pas later aangebracht. Ondertussen is gans het gebouw afgebroken. Ik weet niet wat er in de plaats komt. Misschien weer nieuwe klaslokalen?
In de normaalschool te Torhout heb ik ontdekt dat ik een goede pen had. We kregen er les van een leerkracht nederlands die heel streng was. Niemand haalde de helft op 20 punten maar we leerden er wel onze gedachten tot ferme zinnen te formuleren zodat anderen ze zouden lezen. Ik merk dat de kinderen van ons ook de gave van het schrijven hebben. (in een volgende blog wat meer hierover)
Net zoals die onderwijzer in de lagere school die kon vertellen als de beste. Je werd meegenomen in zijn verhaal net alsof je het zelf meemaakte. In geuren en kleuren vertellen, werd daar toegepast.
Zo zie je maar, beste lezer. Mensen die je vertellen dat er meer in jou zit dan je denkt. Belangrijk.
Woorden wekken, voorbeelden strekken.
Tot volgende keer. Dan vertel ik jullie iets meer over dat fantastische gezinnetje dat we hebben. Samen met Annie.
Goede morgen Koen, tranen rollen over mijn wangen en net daarvoor had ik al schrik en daarom deed ik je blog niet open op verlof met vrouw en dochter. Je omschrijft net zo mooi de essentie van lesgeven: kinderen/ jongeren doen geloven in zichzelf! Leerkrachten beseffen niet hoe belangrijk ze zijn. Bedankt voor je tekst! Ik zal de tekst zelf koesteren, bewaren en doorgeven aan mijn dochter! Maar ook bedankt om na meer dan 50 jaar niet te vergeten… 👍🙏